Login

Om bij het besloten gedeelte van de site te komen moet u inloggen met uw e-mailadres.

Aanmelden voor bestaande gebruikers

De inwijding tot Soeverein Prins van het Rozekruis

De opneming tot lid van de Orde der Hoge Graden vindt plaats tijdens de inwijding die voert tot de graad van Soeverein Prins van het Rozekruis; de zevende en laatste graad van de ‘Rite Moderne’, ook wel de Liefdegraad genoemd. 

Onder de symbolen die ons in dit rituaal worden aangereikt, neemt het Kruis een dominante plaats in. Ongetwijfeld zullen er onder ons zijn die dat kruissymbool – haast als vanzelfsprekend – zullen associëren met de figuur van Jezus van Nazareth; maar er is méér. We moeten ons wél realiseren dat het Kruis, als symbool, niet alleen maar een christelijke lading heeft. In onze belevingswereld en in ons huidige taalgebruik komen we het woord ‘kruis’ veelvuldig tegen, met van die christelijke associatie afgeleide profane duidingen. We noemen er een paar: ‘elk huisje heeft zijn kruisje’, ‘een kruis zijn voor een ander’ maar ook… ‘het kruis van een ander helpen dragen’. Het is deze laatste duiding die de essentie van onze graad in zich draagt. 

Bereid zijn een deel van de last te dragen van het kruis dat een medemens te dragen kreeg; is dat te veel gevraagd van een Broeder Meester-vrijmetselaar? Mensen om ons heen; mensen van deze tijd zijn ons daarin voorgegaan. We kunnen daarbij denken aan grote figuren als Albert Schweitzer, Martin Luther King, Moeder Teresa, Nelson Mandela, en anderen die, met de inzet van hun hele persoonlijkheid, al hun capaciteiten en middelen, hebben gegeven en geleden om het leven van anderen te kunnen verbeteren. Zij hebben zich bereid getoond een – veelal groot – persoonlijk offer te brengen. 

Om onze en uw bereidheid daartoe te peilen, werd en wordt aan het begin van de inwijding tot S.Pr.v.h.Rozekruis de vraag gesteld: “Bent u bereid het kruis te aanvaarden?” Bent u bereid een persoonlijk offer te brengen; een stukje van uw tijd vrij te maken om een ander te helpen, een deel van uw capaciteiten ter beschikking te stellen, afstand te doen van iets liefs, ter wille van een medemens die juist dàt nodig heeft waarvan u (misschien wel met wat pijn) best iets kunt missen…? 

Als we daar “ja” op kunnen antwoorden en voor de rest van ons leven willen trachten die bereidheid in daden om te zetten, wel, dan wordt het ons misschien gegeven eens een roos aan dat door onszelf opgenomen kruis te zien ontbloeien. Een roos, als symbolisch blijk van onuitgesproken dankbaarheid, wederzijds gegroeide genegenheid, en misschien ook als reflex op eigen innerlijke vreugde en dankbaarheid over een vrijwillig aanvaarde taak. Anders gezegd: die symbolische roos kan daar en dan ontbloeien, als de door ons aangeboden eigen talenten de behoeften van anderen kruisen en ze helpen verlichten. Dàn mogen we onszelf een Soevereine Prins van het Rozekruis weten; dan dragen we die, wel wat weids klinkende, titel toch met ere. Soeverein, omdat we – als vrij man van goede naam – vrijwillig de beslissing hebben genomen dat kruis te helpen dragen; Prins, omdat we de verrichte arbeid hebben verricht als aankomend beoefenaar van wat wij de Koninklijke Kunst noemen.