Beleven. Hoe moeilijk is het om een stemming te beschrijven voor iemand die er niet bij was, en die het niet heeft meegemaakt. Niet heeft beleefd dus. Daarbij bedoelen we niet de feitelijke gebeurtenissen, zeg de rationele kant, maar de beleving, wat doet het met me, wat heb ik ervaren, hoe heeft het me geraakt. Zoals bij dat unieke concert dat je raakt. En dat hangt niet af van de noten die soms al te bekend zijn, maar van subtiele zaken als intonatie, aarzelingen, vertragingen, de lichaamstaal, een blik, etc. En uiteraard van jouw eigen gemoedstoestand. Maar ook de zonsopgang in de bergen kan je diep raken, de silhouetten van die bergen, het licht dat daarachter steeds sterker wordt en de silhouetten doet verbleken; of de zonsondergang op een tropisch eiland, de stilte die je overvalt, waar je achterblijft in de schemering. Iedereen kent momenten die hij graag zou willen delen met de ander die niet bij hem is, maar dat is bijna ondoenlijk. Je moet erbij geweest zijn, je moet het beleefd hebben. Zijn we daar wellicht ook bij dat beroemde ‘geheim van de vrijmetselarij’ terechtgekomen? Laten we eens kijken hoe het allemaal begonnen is. Inderdaad, bij de inwijding tot leerling vrijmetselaar beleef je van alles. Het zijn gebeurtenissen in het platte vlak die jouw eigen leven, jouw eigen persoon betreffen. Daar valt genoeg over te verhapstukken, dus die leerling is wel even bezig.
De bevordering tot gezel vrijmetselaar wordt nogal eens als een teleurstelling beleefd door het ontbreken van het gewenste spektakel. Mijns inziens is dat een grove onderschatting van het rituaal van de gezellengraad, want er gebeurt erg veel. Ten dele ligt dat besloten in de reizen met de werktuigen, en vooral in de vijfde reis! Daarbij begint de bevordering tot gezel met een heftige confrontatie. Dat mag ook wel, de leerling heeft zich tenslotte al die tijd met zichzelf bezig gehouden en is hard toe aan een grotere dimensie. Ook wel aan een krachtige opfrissing eigenlijk! Wel die krijgt hij…. En de grootte van de gezellenloge die de gezel betreedt, geeft al gelijk aan in welke dimensie hij terecht is gekomen: “in een ruimte als een langwerpig vierkant, die uitgestrekt is van het Oosten tot het Westen, en van het Zuiden tot het Noorden, en van een onmetelijke hoogte en met een met sterren bezaaid azuren gewelf, en met een diepte die reikt tot het middelpunt der aarde”. Oneindig dus. Ja, daarna komt de ervaring van de eenheid en de beleving ervan met het zien van het pentagram, de Vlammende Ster met de letter G. Dat moment moet je inderdaad beleven, je moet het ondergaan. En misschien komt er zelfs op een bepaald moment de bewustwording van een eenheid. Dat kan de gezel wel gebruiken, want hij heeft nog wat voor de boeg.
De verheffing tot meester vrijmetselaar raakt daarna namelijk op een geheel ander niveau. Je wordt neergeslagen en teruggeworpen tot je diepste binnenste. Je was daartoe bereid, maar wist je wat dat inhield? Vervolgens wordt er naar je gezocht; je wordt gevonden en uiteindelijk verheven door de vijf punten van het meesterschap. Welke beleving heeft dit moment gegeven? Is er wellicht een relatie met het Pentagram? Ratio en beleving stromen door elkaar. Hier is nog geen synthese mogelijk. Er spelen teveel complexe aspecten.
Geeft de eerste arbeid van de meester hier mogelijk een aanwijzing? Het is de arbeid aan het tekenbord. Hij tekent dan de “eeuwige cirkel, waarvan het middelpunt is overal, en de omtrek nergens”. En dat doet hij zelf, en alleen. Hij opent de passer, hij kiest de juiste stand en grootte, plaatst en bepaalt het middelpunt en trekt de omtrek. De cirkel wordt getekend, een oneindige lijn waarvan het begin en het einde samenvallen. Maar ook de cirkel die als de volmaakte vorm gezien kan worden. Overeenkomend met de zon en de maan. De jonge meester tekent “de eeuwige cirkel, waarvan de omtrek nergens is”. Kunnen we daarmee wellicht zeggen dat zijn mogelijkheden onbeperkt zijn? Dat hijzelf zijn grenzen bepaalt, immers, hij bepaalt de grootte van de passer! Maar dat hij daarbij niet begrensd wordt, overal kan zijn, mits hij zijn talenten gebruikt. Realiseert hij zich dat? En dat middelpunt, “dat overal is”, levert associaties naar een nog grotere dimensie. Eigenlijk van mythische proporties. Kun je die kracht in jezelf beleven? Was dat misschien het pentagram?
Er klinkt in deze woorden iets van volmaaktheid door. Ook van een opdracht, een missie in modern jargon. Is dat het nieuwe inzicht? Welk inzicht heeft de meester vrijmetselaar eigenlijk in de middenkamer gekregen? Staande op de zevende trede kunnen we stellen, dat daarmee “de hoogste fase van verlichting, en in de zin van een inwijding datgene wat verlangd en gewenst wordt” bereikt is, zoals C.G. Jung dat beschrijft in ‘Droomsymbolen van het individuatieproces’. Denken we alleen al aan het moment, hoe de jonge meester, staande in de broederketen de woorden hoorde “bij onze inwijding tot vrijmetselaar hebben wij allen het Licht gezien, staande in de broederketen, die toen het symbool was van de band die ons bindt aan de medemens. Nu, na de verheffing tot meester, sluiten wij wederom de keten, die ons thans, nu wij door heilig Licht geleid, het woord hebben weder gevonden, het symbool is van de eeuwige samenhang en de eenheid van het heelal. Zo staat voor het oog van de meester niet alleen de gehele mensheid, maar de ganse schepping in het vast verband van een afdalende en opgaande liefdeketen, een keten die alle delen van het universum ineen schakelt en verbindt, en die al het bestaande in één machtige keer weer heentrekt tot zijn oorsprong”. (Proeve Ritus en Tempelbouw).
Die liefdeketen herkent de jonge meester wel. Toen hij als leerling de gezellen tempel betrad hoorde hij de vraag stellen “wat brengt hij met zich?”, waarop het antwoord kwam “Broederliefde”. En later bij het betreden van de tempel der meesters werd opnieuw gevraagd wat hij met zich bracht. En het antwoord was “Liefde tot de medemens”.
Wat is die Liefde dan wel? Welke dimensies heeft die Liefde? Welke reikwijdte? En begrijpen we dat met het verstand, of is het eigenlijk ongrijpbaar en kunnen we het uitsluitend beleven?
In de vrijmetselarij gelden de eerste drie graden heden ten dage als samen- horend geheel. Dat is een prima uitgangspunt, maar er zijn enkele kanttekeningen nodig bij deze vaststelling. De eerste is de in mijn ogen foutieve aanname (en die wordt helaas nog al te vaak gebezigd) “je blijft altijd leerling, broeder”. Een droevige gedachte die uiterst demotiverend werkt. Erger nog, het zou me ook ontslaan van de verplichtingen die ik als gezel op me neem, en later als meester. Lekker makkelijk, maar funest voor de noodzakelijke innerlijke groei. Vanzelfsprekend blijf je ook als meester werken aan jezelf en bouwen aan de tempel der mensheid, maar wel met de verantwoordelijkheid en plichten van de gezel en de meester. Een tweede nogal eens gehoorde opmerking is, “alles zit in de drie graden”. Dat doet ernstig tekort aan diverse interessante verdiepende ervaringen en belevingen. In dit verband is het nuttig erop te wijzen, dat in de oorsprong de vrijmetselarij was opgebouwd uit zeven graden. Dat systeem bestaat nog steeds en is bekend onder verschillende namen: Rite Moderne, Moderne Ritus, Rite Français. In dat kader worden de eerste drie graden in de Nederlandse en Belgische situatie uitgevoerd door de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, respectievelijk de Reguliere Grootloge van België. De Moderne Ritus kent dan als afsluitende graad de graad van Soeverein Prins van het Rozekruis.
Maar laten we eerst nog eens teruggaan naar de jonge meester. De meester- vrijmetselaar, die de trap met de zeven treden heeft bestegen, heeft daarmee toegang gekregen tot de middenkamer en staat meer dan ooit open voor de beleving van een intense ervaring. Die ervaring speelt zich ten dele af in de ratio. Het meesterwoord is daarvan een duidelijk voorbeeld. De verheffing tot meester vrijmetselaar levert namelijk een nieuw dilemma op. Immers, na de reis tot het meesterschap, de reis langs de buitenste duisternis, staat de gezel in het Oosten en treft hij daar de eerwaarde meester aan, die in rouw gedompeld is en hoort hij vervolgens “weet dan, onze meester is neergeslagen, zijn woord was ons heilig, en dat woord is verloren”. Met dat gegeven wordt de gezel geconfronteerd. Ja, hij hoort en passant ook nog, dat het “een droevig ogenblik is”, dat de eerwaarde meester hem terugziet. Toch wel een bijzondere binnenkomer, op weg naar het meesterschap. De rest is bekend, en er komt een ‘nieuw meesterwoord’.
Een mêlee van emoties die ons verstand te boven gaat. Wat rest is verwondering en beleving. Nee, de meester vrijmetselaar wordt overstelpt met vragen en niet met antwoorden. Kun je een meesterwoord dan zomaar vervangen? Mystiek en pragmatisme strijden hier duidelijk met elkaar. Laten we dan toch eens bezien tot welke ervaringen, belevingen en inzichten de Soeverein Prins van het Rozekruis kan komen.
Het afsluitende rituaal van de Moderne Ritus, van de graad van Soeverein Prins van het Rozekruis, brengt een synthese tot stand en brengt de verwondering en beleving tot een harmonie. Deze harmonie raakt de meester die het rituaal voor het eerst ondergaat dermate diep, dat de beleving van jouw menszijn binnen het Grote Geheel jou daar plaatst, daar waar je hoort te zijn. Natuurlijk, hoe cryptisch allemaal, maar feit is, dat degene die dit rituaal ondergaat diep geraakt wordt door de grote intensiteit van die beleving van harmonie en troost.
De inwijding tot Soeverein Prins van het Rozekruis vangt aan. In de werkplaats heerst duisternis als we een stem horen die zegt “Eerwaarde Meester, er wordt als meester-vrijmetselaar aangeklopt”, waarna vervolgens de woorden volgen “Wil zien wie daar aanklopt”. De spanning stijgt aan beide zijden van de poort die toegang biedt tot de werkplaats en we krijgen het antwoord, “het is een meester-vrijmetselaar, zijn leeftijd is zeven jaren”. “Wat zoekt hij hier?” is de volgende vraag. “Een weg, die hem nader brengt tot het woord”. Dat is mooi, want de vorige oplossing, om het verloren meesterwoord te hervinden, had toch wel iets onbevredigends. Hoewel, hij was bereid geweest. Hij liet zich neerslaan. Maar een vervangend woord? Zocht hij dat echt?
Het rituaal van de Soeverein Prins van het Rozekruis is een opeenstapeling van emoties. Datzelfde kan gezegd worden van elk rituaal dat je ondergaat. Maar er is meer. Een meester-vrijmetselaar die daarna opnieuw een inwijding ondergaat neemt na zijn verheffing tot meester vrijmetselaar een belangrijke mystieke ervaring met zich mee. Daarbij brengt het rituaal van de Soeverein Prins van het Rozekruis de meester in contact met vier grote verworvenheden, Geloof, Hoop en Liefde, ja, en ook met Inzicht. Sterker nog, de beleving van deze kwaliteiten zijn bepalend voor de rest van zijn leven. Dat ontroert ten diepste. C.G. Jung noemt deze vier kwaliteiten de “hoogste verworvenheden van het menselijk streven”. En hij vervolgt “het zijn genadegaven, die men onderwijzen noch leren kan, geven noch ontvangen kan, weigeren noch verdienen kan. Want ze zijn afhankelijk van een irrationele, aan de menselijke willekeur onttrokken voorwaarde, namelijk de ervaring”, de beleving. “De weg naar de ervaring, de beleving, is een waagstuk dat de onvoorwaardelijke inzet van de volledige persoonlijkheid vereist”.
Wellicht ligt dat dat ten grondslag aan het feit dat de beleving van het rituaal van de Soeverein Prins van het Rozekruis zo diep raakt. Ja, ook troost biedt en een antwoord is op vragen waar de meester vrijmetselaar na zijn verheffing mee bleef zitten. We kennen de tekst “Zo blijven: Geloof, Hoop en Liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de Liefde”. Liefde als eindpunt van onze maçonnieke reis. Dat valt niet te begrijpen, dat kun je alleen maar beleven. Ik citeer nog eens C.G. Jung die over de Liefde heeft gezegd dat het een “miraculum per gratiam Deï is, waarvan niemand in wezen ook maar iets begrijpt”. Dat kun je uitsluitend beleven.
De beleving van het rituaal van de Soeverein Prins van het Rozekruis raakt niet alleen allen, maar straalt ook uit op haar leden. Dat geldt voor de individuele leden, voor de bijeenkomsten van de kapittels, maar ook voor de jaarlijkse landelijke bijeenkomst, het Hoofdkapittel. De gezamenlijke beleving daarvan laat telkenmale bij de aanwezigen een gevoel ontstaan, dat we alleen maar kunnen beschrijven met woorden als “ja, daarom gaat het”.
Mens zijn, waarlijk mens zijn, waardig mens zijn, de Soeverein Prins van het Rozekruis raakt het aan. Om het te worden heeft hij de ander nodig: U, mijn broeder!
Henk Masselink